zondag 28 december 2014

Materie als geronnener Geist

Alberto Bonchino, Materie als geronnener Geist: Studien zu Franz von Baader in den philosophischen Konstellationen seiner Zeit (Baaderiana; 1) Paderborn: Ferdinand Schöningh, 2014.

De titel van dit boek is ontleend aan een citaat – of wellicht beter gezegd: een uitdrukking – die werd toegeschreven aan Hemsterhuis: “den Körper [sei] einen geronnenen Geist, und das körperliche Universum einen geronnenen Gott zu nennen”. Het is terug te vinden o.a. bij Baader (1797) en bij Schelling (1800) en aldus zou Hemsterhuis met dit citaat zijn weg vinden in de z.g. Naturphilosophie, dat in de begindecennia van de 19de eeuw in Duitsland opgang maakte.
Ik heb het citaat niet kunnen herleiden tot Hemsterhuis: niet in de Vermischte philosophische Schriften, niet in de Alexis-vertaling van Jacobi en evenmin in Liebe und Selbstheit van Herder. De zoon van Schelling kon rond 1850 al evenmin “dieses Dictum … in keiner seiner Schriften” terugvinden (p. 20-21). Ik kan het citaat inhoudelijk ook moeilijk rijmen met het dualisme van materie en geest door Hemsterhuis beleden, want het citaat neigt naar een vorm van monisme. Berust de vroege invloed van Hemsterhuis in Duitsland op een misverstand?
In de eerste hoofdstukken tekent Bonchino inderdaad hoe de receptie in Duitsland aanvankelijk verliep. Allereerst is er de bedding in het algemene klimaat van classicisme, aangewakkerd door Winckelmann. Daarbinnen ontstaat een nieuw humanisme. De klassieke Oudheid wordt met een “historische Sensibilität ervaren”: niet meer alleen de oude teksten, maar tevens de aanvulling vanuit munten, inscripties en kunstwerken (men denke aan de dan recente opgravingen in Pompeï en Herculaneum). De voorheen geldende a priori houding tegenover het verleden, doorgaans ingegeven door de bijbelse geschiedenis, maakt plaats voor filosofisch getinte interpretatie van het verloop van de geschiedenis. De metafoor van een spiraalvormige cyclische beweging in de tijd maakt opgang. Daarbij past natuurlijk de idee van het gouden tijdperk, dat Hemsterhuis verwoordt in zijn Alexis.
De directe Hemsterhuis-receptie toont inderdaad een vertekening. Aanvankelijk via Herder, die in Liebe und Selbstheit het oorspronkelijke dualisme van Hemsterhuis ombuigt: “Ausgehend von Hemsterhuis' Dualismus zwischen physischer und moralischer Welt, entwickelt Herder so ein allgemeines Konzept der von einheitlichen Gesetzen determinierten, lebendigen Natur” (p. 40). Een volgende fase wordt door Jacobi ingeluid, die Hemsterhuis antispinozistich interpreteert. “Die klassische Ideale des Hellenismus und des Platonismus des Niederländers wurden immer stärker in Richtung einer hermetischen und neoplatonischen Tonalität interpretiert, welche, wenn sie auch seinem Denken fremd war, in der Frühromantik Anlass zur Rehabilitierung einer bestimmten religio prisca oder religio naturalis führte.”(p. 45).

Hoofdpersoon in Bonchino's boek is natuurlijk Franz Baader (1765-1841), vanaf 1808 Von Baader, een veelzijdig geleerde die vanuit de (vroeg)romantiek een grote ontwikkeling doormaakte. Het titelcitaat is te vinden in zijn werk Ueber das pytagoräische Quadrat in der Natur oder der vier Weltgegenden, verschenen in 1797, op p. 40. Het verdere boek van Bonchino gaat over de doorwerking van Baaders Naturphilosophie in Duitsland en Frankrijk. Hemsterhuis zelf raakt dan geheel buiten beeld.
Het boek eindigt met een lezenswaardige excursie over de "Geologie der Frühromantik" rond de Bergakademie te Freiberg, in 1765 opgericht, waar o.a. Baader, Humboldt en Novalis studeerden.